INTEGRAL WORLD: EXPLORING THEORIES OF EVERYTHING
Een onafhankelijk forum voor een critische discussie van de integrale filosofie van Ken Wilber



powered by TinyLetter
Today is:
Publicatie data van essays (maand / jaar) zijn te vinden onder "Essays".

NIEUW LICHT OP DE
BIJNA-DOOD ERVARING?

Uniek onderzoek van cardioloog
Van Lommel trekt wereldwijd de aandacht

Frank Visser

1. Inleiding

In 2001 baarde de Nederlandse cardioloog Pim van Lommel[1] opzien door een verslag van zijn onderzoek naar mensen die een bijna-dood ervaring (BDE) hadden gehad, geplaatst te krijgen in The Lancet, het Britse bastion van de reguliere geneeskunde.[2] Sindsdien is hij een veelgevraagd spreker over dit onderwerp, in binnen- en buitenland. Eind 2007 publiceerde hij het vuistdikke boek Eindeloos bewustzijn: Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring.[3] Het staat momenteel hoog op de bestsellerslijsten,[4] wat opmerkelijk mag heten voor een boek van die moeilijkheidsgraad – maar goed, het onderwerp van het leven na de dood gaat dan ook ieder van ons aan.

In dit boek doet Van Lommel niet alleen verslag van het genoemde onderzoek, maar plaatst hij dit ook in een ruimere context van wetenschappelijke en levenbeschouwelijke literatuur. Hij waagt zich ook aan speculaties over de aard van het menselijk bewustzijn, en roept daarbij in navolging van andere wetenschappers de hulp in van de moderne quantumfysica. Op 26 maart jl. besteedde de KRO in de reeks "Profiel" aandacht aan deze arts/wetenschapper onder de titel: "De missie van Pim van Lommel"[5]. Hierin kwamen slechts spaarzaam wat kritische geluiden naar voren, bij monde van de neuroloog Dick Swaab. Vooral in België werd er echter al kort na de publicatie in The Lancet op academisch niveau over dit onderwerp gedebatteerd tijdens een congres te Leuven.[6] Ook op internet is na een uurtje zoeken op Google het een en ander te vinden aan individuele maar interessante kritische reakties.[7]

Van Lommel is er kort gezegd van overtuigd dat zijn onderzoek heeft aangetoond dat

  1. mensen tijdens een hartstilstand en het volledig uitvallen van de hersenfunctie zeer heldere en complexe ervaringen kunnen hebben;
  2. het menselijk bewustzijn dus niet altijd samenvalt met de fysieke hersenen (in tegenstelling tot wat de neurologie beweert) en
  3. het bewustzijn daarom de dood van dit lichaam wellicht kan overleven, zoals alle religies van de wereld ons ook voorhouden.

Zijn tegenstanders achten dit onmogelijk en ook uiterst onwaarschijnlijk. Hieronder volgen wat persoonlijke reflecties op het boek van Van Lommel, en de discussies die erop volgden.

2. De bijna-dood ervaring

Iedereen kent wel de uitdrukking "bijna-dood ervaring" en de daaraan gerelateerde beelden van de tunnel en het licht. "De" bijna-dood ervaring bestaat overigens niet. Anders dan je misschien zou verwachten beleeft iedereen deze weer op een andere wijze. Ze bestaat in gradaties. Van Lommel beschouwt de volgende opeenvolgende elementen als kenmerkend voor een "volledige" bijna-dood ervaring.

  1. Onuitsprekelijkheid
  2. Gevoel van vrede en rust: er wordt geen pijn meer ervaren
  3. Het besef dood te zijn
  4. Een uittredingservaring of buitenlichamelijke ervaring (BLE)
  5. Verblijf in een donkere ruimte
  6. Tunnelervaring
  7. Angstwekkende BDE
  8. Waarnemen van een niet-wereldse omgeving
  9. Ontmoeting en communicatie met overleden personen
  10. Ontmoeting met een stralend licht of een wezen van licht
  11. Levensschouw of Terugblik
  12. Vooruitblik, een voorschouw of "flash forward"
  13. Het waarnemen van een grens
  14. De bewuste terugkeer in het lichaam

Lang niet iedereen die een BDE heeft ervaart overigens al deze elementen. Misschien zou je het kunnen vergelijken met een bezoek aan het zwembad. Voor de een omvat een "zwembad-ervaring" een sprong in het diepe van de hoge duikplank, voor de ander slechts een beetje pootje baden, een urenlang spelen in het water, of het trekken van een groot aantal baantjes. Allemaal hebben ze echter in meerdere of mindere mate kennisgemaakt met het water – een mooi oud symbool trouwens voor de astrale wereld of het hiernamaals.

Ook opmerkelijk: slechts één op de vijf onderzochtte personen bleek een min of meer volledige bijna-dood ervaring te hebben gehad. Waarom vier van de vijf deze ervaringen niet hebben gehad (c.q. zich die niet meer konden herinneren) blijft ook in Van Lommels onderzoek onverklaard. Het belangrijkste resultaat van Van Lommels onderzoek – eigenlijk een ontbreken van resultaat – is dat mensen die tijdens hun hartstilstand een BDE hadden gehad, zich niet of nauwelijks van diegenen onderscheiden die dat niet hadden gehad. Deze ervaring kan dus niet eenvoudig worden verklaard door zoiets als zuurstoftekort in de hersenen – een veelgehoorde tegenwerping van sceptici (dat hadden alle betrokkenen namelijk in min of meer gelijke mate).

Van Lommels onderzoek wordt "prospectief" genoemd, omdat het de betrokkenen nog jaren na het voorval bleef volgen. Het enige duidelijke verschil tussen beide groepen was dat de BDE-ers niet bang meer waren voor de dood, ook niet nadat een aantal jaren verstreken waren. Dat zou ik overigens ook niet meer zijn als ik het idee had dat ik uit mijn lichaam was getreden. Een bewijs voor het voortbestaan is dit echter niet.

3. Parapsychologie en transpersoonlijke psychologie

Het onderzoek van Van Lommel kan in ruime zin worden gezien als een vorm van transpersoonlijk onderzoek (hij was overigens enige jaren geleden lid van Meditant, de medische afdeling van ITANT). Het slaat volgens velen een brug tussen wetenschap en spiritualiteit. Maar er is nog een wetenschappelijke discipline die tot doel heeft bijzondere menselijke ervaringen te onderzoeken: de parapsychologie. Er zal dan ook een zekere gebiedsafbakening moeten plaatsvinden tussen deze twee wetenschapsgebieden. De bijna-dood ervaring bevat ontegenzeggelijk ook veel paranormale elementen (bijvoorbeeld: het zien van overledenen, het uittreden uit en het waarnemen van je eigen lichaam, buitenzintuiglijke waarneming van fysieke voorwerpen, en zelfs de waarneming van andere werelden, enzovoort.)

Je zou deze tweedeling kunnen vergelijken met die tussen wat vroeger werd genoemd mystiek en occultisme. Mystiek gaat over het ervaren van eenheid met het Goddelijke, gevoelens van gelukzaligheid en vrede, en ook van de verbondenheid met anderen; occultisme gaat over het waarnemen van hogere werkelijkheden, waartoe aura's, hogere wezens als engelen en ook de overledenen behoren. De bijna-dood ervaring is mijns inziens qua inhoud voor het grootste deel een paranormale ervaring, en moet dan ook door die discipline worden beoordeeld. Alleen het aspect van het ervaren van licht en vrede, en het – eenmaal teruggekeerd op aarde – dieper verbonden-zijn met anderen zou je een mystieke ervaring kunnen noemen.

De transpersoonlijke psychologie is indertijd in het leven geroepen om spirituele ervaringen, zoals die bijvoorbeeld bij meditatie of LSD-gebruik kunnen optreden, aan een wetenschappelijke bestudering te onderwerpen. Zij is naar mijn mening niet in het leven geroepen om religie wetenschappelijk te onderbouwen of rechtvaardigen, of om een brug te slaan tussen wetenschap en spiritualiteit – of welke uitdrukking men hiervoor ook wenst te gebruiken. Ik betwijfel of je daarmee betere wetenschap krijgt, of betere spiritualiteit.

De parapsychologie bestaat al ruim een eeuw, en helaas kan zij na al deze decennia van onderzoek niet bogen op onomstotelijk vaststaande resultaten. Het is zelfs zo, dat degenen die zich überhaubt met het paranormale bezighouden, net zoals in de militaire wereld verdeeld kunnen worden in de "haviken" en de "duiven", oftewel de "sceptici" en de "gelovigen". De gelovigen stellen dat het bewijsmateriaal voor het bestaan van het paranormale overweldigend is; wie er na al die jaren van onderzoek nog aan twijfelt, behoort tot de dogmatische kerk van de wetenschap, is bang voor een paradigma-verschuiving, enzovoort. De sceptici stellen echter, dat het zogenaamde bewijsmateriaal aan alle kanten rammelt, vaak een sterk anekdotisch gehalte heeft en bij nadere beschouwing geen stand houdt.

Zelf heb ik wel eens het idee dat dit voor een groot deel een temperamentskwestie kan zijn. Sommige mensen voelen zich volledig thuis bij de gedachte dat alles uiteindelijk gereduceerd kan worden tot materie (de materialist is een soort filosofische extravert); anderen kennen ook realiteitsgehalte toe aan hun innerlijke gevoelens en gedachten, de filosofische introvert). Er is daarom misschien een psychologische grondslag voor deze vruchteloze strijd tussen sceptici en gelovigen, die de voortgang van het debat frustreert. Beide rationaliseren hun emotionele keuze aan de hand van achteraf gevonden argumenten, waarbij ze zich goed voelen. Zelf ben ik overigens een duif die met rode oortjes volgt wat haviken te melden hebben...

4. Kritieken en replieken

Vooropgesteld moeten we denk ik constateren: wat niet betwist wordt door de critici is:

  1. dat mensen onder bepaalde levensbedreigende omstandigheden, zoals een hartstilstand, bepaalde bijzondere ervaringen kunnen doorlmaken, en
  2. dat deze ervaringen een diepgaande invloed, ook nog na een aantal jaren, op hun levensvisie kunnen uitoefenen.

Dit is in feite wat Van Lommel en zijn team hebben onderzocht en uitvoerig hebben gedocumenteerd. Daarover bestaat geen discussie.

Zoals Van Lommel overigens ook constateert hebben ook de mensen die tijdens een hartstilstand geen BDE beleefden daarna een andere kijk op hun leven. Ze hebben waarschijnlijk het gevoel dat ze "geluk gehad" hebben, en zullen vanaf dat moment zuinig met hun tijd omspringen. Ook een bijna-ongeluk op straat kan dat effect hebben, denk ik.

Wat door de critici van Van Lommels onderzoek echter wel wordt betwist is

  1. wat de herkomst is van deze ervaringen (komen zij voort uit de hersenen, danwel uit een buiten-lichamelijke, wellicht spirituele bron) en
  2. of zij ons iets kunnen leren over de aard van de werkelijkheid, danwel of het hier uitsluitend gaat om subjectieve ervaringen.

Dit zijn vragen die wetenschappelijk veel lastiger te beantwoorden zijn – als dat al mogelijk is. Je zou ze kunnen noemen de metafysische implicaties van deze studie. Daarover meer in de volgende paragraaf.

Dick Swaab zei in de genoemde KRO-documentaire dat Van Lommel met zijn boek het terrein van de levensbeschouwing heeft betreden, en niet binnen dat van de wetenschap is gebleven (het is dan ook, tussen twee haakjes, niet toevallig dat Ten Have, een theologische uitgeverij, het boek heeft gepubliceerd). Meer in het bijzonder formuleerde Swaab zijn bezwaar als volgt: Van Lommel beweert dat mensen tijdens hun BDE-ervaringen – gesteld dat ze die daadwerkelijk hebben gehad – geen enkele hersenfunctie meer vertonen, maar zijns inziens is het niet uitgesloten dat bij hen op een dieper niveau in de hersenen toch nog sprake kan zijn van enige aktiviteit. Van een ervaring los van de hersenen zou dan geen sprake meer zijn. In Eindeloos bewustzijn dient Van Lommel deze tegenwerping echter van repliek:

Het vaak geopperde tegenargument dat het wegvallen van de bloedvoorziening en een vlak EEG niet uitsluiten dat er ergens toch nog geringe hersenactiviteit zou kunnen zijn, omdat een EEG vooral een registratie is van de elektrische aktiviteit van de hersenschors, mist mijns inziens net de essentie. Want het gaat er niet om of er misschien nog ergens enige niet te meten activiteit zou kunnen zijn, maar of er sprake is van die specifieke vormen van hersenactiviteit die volgens de huidige neurowetenschappen als noodzakelijk worden beschouwd om bewustzijn te ervaren.

Het is jammer dat er in Nederland nog geen echt debat over dit onderwerp van de grond is gekomen. Zouden we hiervoor niet eens een keer een hele televisieavond moeten inruimen? Want we komen alleen verder als voor- en tegenstanders langdurig met elkaar in gesprek gaan, en we niet hoeven te volstaan met enkele achter elkaar geplakte sound bytes voor de camera. Als waarheidsvinding belangrijker wordt geacht dan de rechtvaardiging van de eigen mening.

Ook sterk vond ik Van Lommels opmerking tijdens de documentaire dat volgens de huidige eisen van de wetenschap onze subjectieve gevoelens en gedachten eigenlijk niet kunnen bestaan – ze zijn immers niet aan te tonen met de ons ter beschikking staande wetenschappelijke instrumenten? Blijkbaar onttrekt zich nu al een deel van ons wezen aan wetenschappelijke bestudering. Je zou dit ook zo kunnen formuleren: als we nu een ziel hebben, hebben we die na de dood ook nog – en vice versa: als we die nu niet hebben, dan straks ook niet. Dus moeten we gaan onderzoeken hoe we nu in elkaar steken.

Tijdens een congres in Leuven werd naar voren gebracht dat het geheel niet zeker is dat mensen tijdens een hartstilstand geen enkele hersenaktiviteit vertonen. Dit kan wel degelijk het geval zijn, veel langer dan de enkele seconden waar Van Lommel over spreekt. Ook werd opgemerkt dat veel van de elementen waaruit de klassieke BDE bestaat kunstmatig kunnen worden opgewekt door het toedienen van bepaalde middelen of het stimuleren van bepaalde hersendelen. De tegenwerping van Van Lommel dat op deze wijze nooit een "volledige" BDE tot stand is gebracht, wordt weer gepareerd met de opmerking dat ook in de onderzoeksgroep van Van Lommel zelden een volledige BDE werd gerapporteerd. Tja, als deze specialistische details niet blijken te kloppen, sta je als leek machteloos. Voer voor specialisten dus!

Misschien wel de fataalste kritiek op Van Lommels hypothese komt van de Nederlands anesthesist Woerlee, auteur van het boek Mortal Minds, die stelt dat zo'n 15% van de mensen die gereanimeerd worden een bovengemiddeld hogere bloeddruk hebben dan de rest, waardoor hun hersenen toch van zuurstof kunnen worden voorzien. Is dat niet net het aantal mensen dat een BDE hebben gerapporteerd? En zou dat nu niet juist een mooie verklaring bieden voor de nog onopgeloste vraag waarom de een wel en de andere niet een BDE krijgt?[8]

Over het algemeen is de weerstand tegen Van Lommels hypothese ingegeven door de overtuiging dat een niet-materalistisch verklaringsmodel, dat een beroep doet op een spirituele werkelijkheid, zowel onbegrijpelijk is als wetenschappelijk gezien onvruchtbaar. Had de biologie bijvoorbeeld ooit enige vorderingen kunnen maken als zij aan de leer van het vitalisme had vastgehouden? Ook weer waar. Eenzelfde sentiment brengt Susan Blackmore naar voren in haar boek Beyond the Body, waarin zij een eeuw aan onderzoek naar buitenlichamelijke ervaringen evalueert en moet constateren: "Nothing leaves the body."[9] Volgens haar is een uittreding een tijdelijke stoornis van het lichaamsbesef, waarin de fantasie op hol slaat. Theorieën over astrale werelden en dergelijke zijn wat haar betreft onbegrijpelijk. Pikant detail: Blackmore had al op jonge leeftijd zeer uitvoerige uittredingservaringen (toen zij nog geloofde in het paranormale), maar na jaren van teleurstellend parapsychologisch onderzoek is zij overgelopen naar het kamp van de sceptici.

De bioloog Gert Korthof, die Van Lommel op zeer veel wetenschappelijke missers meent te hebben betrapt, besluit zijn kritische bespreking van Eindeloos bewustzijn op Internet geheel in bovengenoemde sceptische geest[7]:

Het boek van Van Lommel gaat véél en véél verder dan het Lancet artikel. In zijn boek verlaat hij de gangbare wetenschappelijke paden, en begeeft zich op wetenschappelijk glad ijs, en onbekend terrein. Bovendien begeeft hij zich op levensbeschouwelijk en religieus terrein. Met dit boek heeft hij voorgoed BDE geassocieerd met inferieure wetenschap, reïncarnatie en communiceren met de doden. Daarmee heeft hij de groep van BDE patienten in Nederland geen dienst gedaan. Integendeel: het is schadelijk voor die groep. Juist die groep die hij wil helpen. Had hij het bij een vertaling en toelichting van het Lancet artikel gehouden, dan was het waarschijnlijk nuttig voor de 'erkenning' van het verschijnsel Bijna-Dood Ervaring en zelfs interessant geweest.

5. Nieuwe fysica, metafysica of post-metafysica

Laten we weer even een zwenking maken naar de spirituele kant van de zaak. Van Lommel behandelt in zijn boek ook de religieuze visies op het leven na de dood, en merkt daarbij op, dat een bepaalde vorm van voortbestaan in het christendom algemeen is aanvaard. Wetenschappelijk bezien bewijst dit natuurlijk niets. Ook moeten we niet vergeten, dat de leer van de opstanding van het lichaam strikt genomen representatiever is voor de christelijke leer dan de leer van de onsterfelijke ziel – wat gewone gelovigen ook daarover gedacht mogen hebben.

Als je de diverse opties van een leven na de dood filosofisch bekijkt, dan zijn er in grote lijnen drie mogelijkheden[10]:

  1. De leer van de opstanding van het lichaam – de mens valt samen met zijn lichaam, en na de dood houdt hij op te bestaan, totdat God hem weer "opwekt" en van een nieuw lichaam voorziet.
  2. De leer van de onsterfelijke ziel – de mens heeft een ziel, die na de dood van zijn lichaam voortleeft in een andere wereld. Dit heet ook wel dualisme. De relatie tussen ziel en lchaam is mysterieus.
  3. De leer van de schaduw-mens – de mens heeft naast zijn fysieke lichaam andere lichamen (astraal, mentaal, causaal, enz.) waarmee hij na de dood in daarmee corresponderende werelden verder kan leven.

Deze derde mogelijkheid, die zelden wordt besproken, sluit nu nauw aan op wat Van Lommels patiënten over hun BDE-ervaringen te vertellen hadden. Zij komt ook voor in de leringen van stromingen als de theosofie. Merkwaardig genoeg exploreert Van Lommel deze bronnen nauwelijks. In plaats daarvan gaat hij te rade bij de quantumfysica. Daarover het volgende.

In voor-wetenschappelijke tijden ging men in alle culturen en religies uit van het bestaan van werelden buiten de bekende zichtbare wereld. Deze hemelen en hellen waren niet alleen de verblijfplaats van de overledenen, maar vormden ook een integrale eenheid met de aardse wereld. Af en toe drong er iets door van deze hogere werelden in de alledaagse werkelijkheid, een gebeurtenis die als een heilig gebeuren werd ervaren. De voor-wetenschappelijke mens zag de aarde als iets wat is ingebed in een alles omvattende Goddelijke werkelijkheid. De werkelijkheid kende in die tijd een oneindige diepte.

Toen de wetenschap ten tonele verscheen werd resoluut afgerekend met die metafysische visie op de werkelijkheid: vanaf dat moment bestond er alleen nog maar materie, die zich wetenschappelijk liet onderzoeken. Aanvankelijk had dit onderzoek van de natuur nog een wat ongericht karakter, maar in de loop der eeuwen begon men de verwachting uit te spreken dat de natuurwetenschap ooit nog wel eens uit zou kunnen komen op een "theorie over alles". Wat ons wereldbeeld door deze verschuiving aan diepte verloor, won het aan ruimte: in plaats van een op de aarde afgestemde hemelwereld kreeg men zicht op een oneindig uitgestrekte fysische kosmos, waarin elke ster in feite een soort zon als de onze bleek te zijn (en wat nog veel indrukwekkender bleek: tussen deze sterren bevonden zich vage vlekjes die bij nadere uitvergroting zelfs complete sterrenstelsels bleken te zijn).

Tegenwoordig kunnen we eigenlijk niet meer van hoog en laag spreken – de verticale dimensie lijkt geheel uit ons wereldbeeld verdwenen – alleen nog over klein en groot, en in de natuurkunde betekent dat werkelijk heel klein en heel groot. Dit wordt door sommigen als te beperkend ervaren. In de moderne tijd zie je twee tegenculturele stromingen, waarin een poging gedaan wordt dit religieuze perspectief weer in ere te herstellen. Aan het einde van de negentiende eeuw had je een stroming als de theosofie, die het oude wereldbeeld weer wilde herstellen door te wijzen op het bestaan van hogere werelden of gebieden, die in nauw verband staan met ons innerlijk bewustzijn. Deze zijn weliswaar onzichtbaar voor de fysieke zintuigen maar niet voor de helderziende waarneming. Een helderziende is in deze visie in staat de bovenzinnelijke (niet: bovennatuurlijke!) aspekten van de mens en de werkelijkheid te kunnen observeren en beschrijven. Deze hogere wereld bestaat in deze visie bovendien uit een veelheid van sferen, die zich geleidelijk aan verliezen in het Licht van het Goddelijke. Dit is een grootse visie die doortrokken van geleidelijke overgangen – een belangrijk punt.[11]

De tweede tegenculturele stroming die een poging in het werk stelde om wetenschap en religie weer dichter bij elkaar te krijgen is van recenter datum: de New Age streeft naar het "holisme" (tegenover de "atomistische" en "reductionistische" wetenschap). Zij beroept zich daarbij merkwaardig genoeg juist op de wetenschap, vooral de quantumfysica, die niet zozeer over atomaire deeltjes alswel over omvattende Velden spreekt. Natuurkundigen als Laszlo spreken bijvoorbeeld over het Nulpuntveld, dat alles met alles verbindt (weinigen weten overigens dat het daar -273.15 graden onder nul is... ). De link van dit Veld met het Brahman van de religie is dan snel gelegd. De nieuwe fysica heeft in deze holistische visie de eenheid van de werkelijkheid (die door de religies al werd verkondigd) wetenschappelijk bewezen.

Op deze populaire stelling is vanuit de hoek van de eerste stroming felle kritiek geuit. Iemand als Ken Wilber ziet bijvoorbeeld het hele atomisme-holisme debat als een achterhoedegevecht, dat volledig beperkt blijft tot de fysiek waarneembare werkelijkheid. Beiden zullen nooit de in de oude tradities beschreven diepte (d.w.z. ons innerlijke bewustzijn met zijn vele lagen) kunnen bereiken. Of de fysieke wereld nu bestaat uit kleine deeltjes, danwel uit één Groot Veld, deze kennis zal nooit licht kunnen werpen op onze subjectieve gevoelens en gedachten, laat staan op de aard van het menselijk bewustzijn als zodanig. Dit is natuurlijk een metafysische kritiek, waar een wetenschapper zich weinig gelegen aan hoeft te laten liggen, maar zij plaatst de hele discussie wel in een groter verband. Pogingen om het menselijk bewustzijn in verband te brengen met (of zelfs te verklaren uit) subatomaire deeltjes of een universeel quantumveld hebben mij persoonlijk nooit echt kunnen overtuigen. Als dat ons voorland is, dan ga ik nog liever gewoon dood... God woont niet tussen de fotonen, maar Hij heeft (als Hij al bestaat) de wereld waartoe die fotonen behoren geschapen, naast een groot aantal andere, psychische en geestelijke werelden. Het is dat of het materialisme denk ik.

Van Lommel grijpt in zijn poging de BDE te verklaren – of liever gezegd: het menselijk bewustzijn in het algemeen – eveneens naar de moderne fysica, die het verschijnsel van de zgn. non-lokaliteit heeft ontdekt. In zijn visie is het menselijk bewustzijn iets wat uitstijgt boven het fysieke lichaam (en de hersenen), het behoort tot de zgn. non-lokale of niet-plaatselijke werkelijkheid. Hij volgt daarmee dus het stramien van de New Age: achter de wereld der verschijnselen ligt een verenigend Veld, waar alle mensen als afzonderlijke individuen deelhebben. Hoe meer mensen met dit Veld in contact treden – en bij een BDE lijkt dat volgens hem in sterke mate het geval te zijn – des te helderder is hun bewustzijn. Hoe dat dan precies in zijn werk gaat blijft ook bij Van Lommel noodzakelijkerwijze een speculatieve kwestie. Hoe wordt binnen dat Veld bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen mijn herinneringen en die van een ander? Toch weer een soort lokaliteit dus? Naar de mening van Van Lommel is het het DNA (vooral het zgn. junk-DNA, verreweg het grootste deel van ons genenmateriaal dat geen duidelijke functie lijkt te hebben) dat zorgt voor de communicatie tussen de menselijke hersenen en dat ene Veld. Zijn daar enige aanwijzigen voor?

Mijns inziens is het streven om de oorsprong van het bewustzijn te zoeken in de buitennissigheden van de nieuwe fysica een tamelijk heilloze onderneming, omdat het de diepte van de werkelijkheid projecteert op het platte vlak van de materie; welke opvatting van materie men er uiteindelijk ook op nahoudt. Het ontstijgt namelijk nooit aan het beperkte kader van de fysica – oud of nieuw maakt dan niet uit. Maar er wordt ook een absoluut dualisme geschapen tussen het zichtbare lichaam/individu enerzijds en het Veld anderszijds. Het eindige lichaam staat tegenover het eindeloze bewustzijn.Vergeleken daarbij is de theosofische visie veel geleidelijker. De overgang van de fysieke naar de astrale wereld wordt als een betrekkelijk onbelangrijke gezien, die nog door vele overgangen (lees: opeenvolgende sterfprocessen, waarbij steeds een ander subtiel lichaam wordt afgelegd) in nog hogere werelden wordt gevolgd. En de grenslijn tussen het individuele en het universele wordt op een veel hoger niveau getrokken, wat het gemakkelijker maakt te spreken over een individueel voortbestaan na de dood. De door Van Lommel gerapporteerde verschijnselen als uittredingen, gesprekken met overledenen, enzovoort passen naadloos in dit ruimere kader. Zeggen dat bewustzijn "grenzeloos" of "overal" is, is mij een te voorbarige en mystiekerige oplossing van het BDE-vraagstuk.

Zo komen we dan tenslotte weer uit bij het vermaledijde mind-body problem. Zo'n 99,99 procent van de wetenschappers huldigt een materialistische of "naturalistische" visie op het bewustzijn. Alleen de prominente bewustzijnsfilosoof David Chalmers[12], die door Van Lommel wordt aangehaald, heeft ooit in Scientific American de stelling verdedigd dat een materialistische verklaring nooit de belevingskant van het bewustzijn zal kunnen verklaren. Zijn eigen alternatief is overigens ook problematisch: hij denkt dat het bewustzijn een nog onbekende, maar toch weer fysische kracht is. Daar is niets mystieks of spiritueels aan, zo verzekert hij ons.[13] Waarmee het probleem mijns inziens gewoon blijft voortbestaan.

Zijn we restloos uit materie te verklaren, of beschikken we over een innerlijk bewustzijn dat niet daartoe te reduceren is? Ken Wilber meent, in zijn gebruikelijke voortvarendheid, dit eeuwenoude probleem te hebben opgelost, door simpelweg te postuleren dat innerlijk en uiterlijk bij de mens niet tot elkaar te herleiden zijn. Maar hoe de interactie tussen die twee dimensies dan plaatsvindt werkt hij – ook weer karakteristiek – niet verder uit.[14] Zijn argument is: noch de materialisten, die de geest loochenen, noch de dualisten, die in een geest geloven, zijn er uitgekomen. Laten we dan in ieder geval beide dimensies erkennen. Zijn standpunt lijkt wel wat op de positie van de dubbelaspect-theorie, die stelt dat lichaam en geest twee aspekten van hetzelfde (onbekende) principe zijn. Sinds 2001 heeft Wilber zijn systeem ontdaan van metafysische elementen, en noemt hij deze "post-metafysisch".[15] Wel ruimt hij expliciet een plaats in binnen zijn kwadranten model voor de innerlijke dimensie. Maar welke implikaties dat dan heeft voor ons wereldbeeld (waar hoort dat innerlijk uiteindelijk thuis, als het niet tot de hersenen te herleiden is?) laat hij in het duister. Hij laat de mogelijkheid van het bestaan van subtiele lichamen en energieën echter wel open.[16] Wilber heeft overigens zelf kort geleden ook een soort van BDE meegemaakt.[17]

6. Conclusie

Wat moeten we, dit alles gezien hebbende, nu aan met de bijna-dood ervaring?

Binnen een naturalistische interpretatie blijft het allemaal een kwestie van verbeelding en herinnering, die tijdens een levensbedreigende situatie worden gestimuleerd. Maar waarom is die verbeelding dan zo complex en zo consistent? Waarom is er dan niet veel meer variatie tussen de gerapporteerde verhalen? En weten we eigenlijk wel wat verbeelding is? Is dat nu net niet de achilleshiel van de wetenschap: de subjectieve beleving onttrekt zich tot nog toe aan iedere natuurwetenschappelijke verklaring. We weten alles over de buitenwereld – van het hele kleine tot het hele grote – maar vrijwel niets over de binnenwereld van de mens, waarin hele andere wetten gelden. Ironisch is dat ook als je de BDE interpreteert als een opening naar een andere werkelijkheid, de verbeelding een rol speelt. Er ligt echt niet ergens een tunnel klaar waar iedereen doorheen moet – ieder mens schept op de een of andere manier zijn eigen tunnel(ervaring).

Een verklaring voor de BDE die zich beroept op de nieuwe fysica van de quantumwereld zou – ook ironisch – toch "naturalistisch" genoemd kunnen worden. Want nergens wordt een beroep gedaan op de een of andere bovennatuurlijke principes. Maar zoals hierboven uiteengezet, lijkt een quantum-verklaring van de BDE wat geforceerd. Men wil weliswaar verder gaan dan de gangbare natuurwetenschap, maar tegelijkertijd toch angstvallig binnen dat kader blijven denken. Het ene Veld lijkt als een stoplap gebruikt te worden voor alle bewustzijnsverschijnselen die we (nog) niet begrijpen. Ik heb laatst op een internetsite gelezen dat het Nulpuntveld nu ook al tegen burn-out helpt!

Een metafysische interpretatie is de BDE is daarbij vergeleken veel ongedwongener. Tijdens een BDE verlaten we ons lichaam en maken we contact met een andere werkelijkheid. Het verhaal dat uit het onderzoek van Van Lommel oprijst vertoont niet alleen grote gelijkenis met wat andere BDE-onderzoekers hebben gerapporteerd, wat belangrijker is: de BDE-verhalen vormen een samenhangend geheel met andere paranormale fenomenen (zoals die van mediumschap, uittredingen, geestverschijningen, reïncarnatieherinneringen, sterfbedobservaties, gevallen van bezetenheid, etc.)[15] Het zijn allemaal verschijnselen die in een bepaalde richting wijzen – de zichtbare, fysische wereld, maakt deel uit van een grotere, metafysische wereld, waar wij via ons innerlijk bewustzijn nu al deel aan hebben – en die elkaar wederzijds lijken te versterken, ook al laat dit zich, begrijpelijkerwijs, zeer moeilijk op een objectieve manier bewijzen. En hoe je het ook wendt of keert, het gaat hier toch om ervaringsgegevens.

Misschien is het uiteindelijk dus toch een kwestie van het maken van een levensbeschouwelijke keuze. Maar er is één, zij het nu misschien wat schrale, troost wat betreft de vraag van het leven na de dood: ooit zullen we het allemaal zelf te weten komen. En voor het zover is, is het nadenken over deze materie een zinvolle tijdsbesteding. Zei Heidegger niet dat ons leven een Sein zum Tode is, en dat ons leven, als we die eindigheid maar iedere dag goed beseffen, vanzelf authentieker wordt?

Dan wordt ieder moment een bijna-dood ervaring.

Noten

1. Zie de website van de auteur www.pimvanlommel.net en de site van een in 1988 mede door hem opgerichte stichting Merkawah, die deel uitmaakt van de International Association for Near Death Studies (IANDS), www.merkawah.nl

2. Lommel, P. van, Wees, R. van, Meyers, V. & I. Elferrich. (2001). Near-death experiences in survivors of cardiac arrest: A prospective study in the Netherlands. The Lancet, 358, 2039-2045.

3. Pim van Lommel, Eindeloos bewustzijn: Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring, UitgeverijTen Have, 2007. 403 blz., met verklarende woordenlijst, noten, bronnen en personenregister.

4. www.bol.com, 2e plaats in top 25 Non-fictie. 18 mei 2008.

5. 'KRO Profiel': De missie van Pim van Lommel, 24 maart 2008.

6. Zie bijvoorbeeld: "Bijna-dood ervaringen: Het rechtstreekse debat, www.skepp.be

7. Zie bijvoorbeeld: Gert Korthof, "Fouten in het boek van Pim van Lommel", een blog in 5 delen, evolutie.blog.com.

8. Zie bijvoorbeeld: het winter 2007 nummer van Skepter, waarin bijdragen voorkomen van Woerlee, Nienhuis, Korthof en Sluijter die van Van Lommels hypothese weinig heel laten.

9. Susan Blackmore, Beyond the Body: An Investigation of Out-of-the-Body Experiences, Granada, 1981 (Published on behalf of the Society for Psychical Research) en ook haar meer recente Dying to Live: Science and the Near-Death Experience. Grafton, 1991.

10. Zie: Anthony Flew, 1967, "Immortality", The Encyclopaedia of Philosophy, deel 4, p. 139-150.

11. Zie: Frank Visser, Zeven sferen: Theosofie als leidraad voor psychologie en levensbeschouwing, Uitgeverij der Theosofische Vereniging in Nederland, 1995.

12. David Chalmers, "The Puzzle of Conscious Experience", Scientific American, December 1996 en The Conscious Mind, Oxford University Press, 1996.

13. David Chalmers, "Facing Up to the Problem Consciousness", Journal of Consciousness Studies, vol. 2, no. 3, 1995, pp. 200-219, waarin hij stelt: "Er is niets spiritueels of mystieks aan deze theorie – de algemene vorm ervan is die van een fysische theorie."

14. Ken Wilber, Integral Psychology: Consciousness, Spirit, Psychology, Therapy, Shambhala, 2001, vooral hoofdstuk 14: "The 1-2-3 of Consciousness Studies", en Frank Visser. Ken Wilber: Denken als passie, Lemniscaat, 2001.

15. Ken Wilber, "On the Nature of Post-Metaphysical Spirituality: Reply to Hans-Willy Weiss", wilber.shambhala.com, 2001.

16. Ken Wilber, "Excerpt G: Towards a Comprehensive Theory of Subtle Energies", wilber.shambhala.com, 2003.

17. Zie: Steve Paulson, "You are the river: An interview with Ken Wilber", www.salon.com, April 2008. Helemaal aan het eind, op pagina 3, staat te lezen:

About a year ago, you nearly died from a grand mal seizure, which triggered more seizures. From what I heard, you were on life support systems. You almost bit off your tongue. Weren't you unconscious for several days?
I did have 12 grand mal seizures in one evening. I was rushed to the E.R. comatose. I was in a coma for four days. During that time, I had electric paddles put on my heart three times. I was on dialysis because my kidneys had failed. I developed pneumonia. Ken Wilber was unconscious but Big Mind was conscious. Ken Wilber came to on the fourth day.

Are you saying some part of you was aware of what was going on, even though you were unconscious?
Yes. This is a very common experience of longtime meditators. There is an awareness during waking, dreaming and deep sleep states.

I'm having trouble understanding this. Some part of you was aware of the people moving around you?
There was a dim awareness of the room. It did include people moving in and out of the room and people sitting by the table. It did include certain procedures being done. But there wasn't a Ken Wilber as a subject relating to things that were happening. There was no separate self. Ken Wilber, if he were conscious, presumably would be upset or would be happy when the heart started beating again. But there were none of those reactions because there was just this Big Mind awareness, this nondual awareness.

The way you talk about this, it doesn't sound like such a bad experience! I would've thought this would be horrible.
[Laughs] Exactly. When you listen to more conventional near-death experiences, they don't sound so bad either. In any event, I was told that I would take quite a while to recover. But I walked out of the hospital two days later, with everything normal. So I put that down in part to my own spiritual practice and the rejuvenating capacity that this awareness has.

Does the prospect of dying frighten you?
Not really. What comes up is just thoughts of how much work in the world there is still to do. And with this recent experience – letting me know that Big Mind is what there is – that fundamental fear of dying has basically left. Still, when someone asks if I have a fear of dying, I find myself hesitating. What goes through my mind is positive stuff – friends that I would lose and work that needs to be done.

15. Zie bijv.: John White, A Practical Guide to Death and Dying, Quest, 1980.

Dit artikel zal verschijnen in: Panta, zomer 2008.